woensdag 3 oktober 2012

Standpunt Ons Recht: Fatsoen staat op rantsoen



Voortgaand op de patronale klaagzangen allerhande, die met een ongeziene gretigheid in de pers breedvoerig aandacht krijgen, lijkt het wel of de werknemers niet de slachtoffers maar de veroorzakers van de crisis zijn. Zelfs wanneer werknemers bij een ontslag nog een redelijke opzegvergoeding willen worden ze nog voorgesteld als de haaien van het economisch bestel.

Pieter Timmermans van het VBO beweert dat de – nochtans rechtmatige – eis om de arbeiders eindelijk een degelijke ontslagregeling te geven betekent dat ‘de Belgische industrie wordt kapot gemaakt’. Een wedervraag: ligt het misschien aan de redelijke opzegregeling voor bedienden dat de vooruitzichten voor de industrie weinig florissant zijn? Systematisch wordt geïnsinueerd dat de bedienderegelingen onaanvaardbaar gunstig en onhoudbaar zijn.

Of het nu over opzegregelingen gaat, over de pensioenen (bedoeld wordt de aanvullende stelsels), over het gewaarborgd maandloon, over de barema’s en de classificaties, altijd opnieuw is de boodschap hetzelfde. Het ‘te genereuze’ bediendestatuut zal bij een debat over het wegwerken van de discriminaties tussen arbeiders en bedienden moeten sneuvelen. Een merkwaardige logica die daarbij gevolgd wordt.

Het Grondwettelijk Hof vond op 7 juli 2011 dat ‘de discriminaties tussen arbeiders en bedienden’ niet langer aanvaardbaar zijn. Bedoeld werd daarbij dat de arbeiders gediscrimineerd worden ten opzichte van de bedienden. Concreet ging het over de bedroevend slechte opzegtermijn voor een arbeider en het onbegrijpelijke systeem van de carensdag, waardoor een zieke arbeider voor zijn eerste ziektedag geen loon krijgt.

Die discriminaties wegwerken betekent de rechten van arbeiders verbeteren. Niet de rechten van bedienden elimineren. Een onaanvaardbaar slecht statuut voor alle werknemers is niet wat de vakbond wil. Het Grondwettelijk Hof is daar evenmin op uit. Enig sociaal fatsoen langs de kant van de werkgevers is dus écht wel op zijn plaats.

Rechtvaardige fiscaliteit

Dat het fatsoen op rantsoen staat is ook zonneklaar in het debat over een rechtvaardige fiscaliteit. In de voorbije weken werd met statistieken en praktijkvoorbeelden aangetoond dat wie voor zijn brood moet werken ettelijke keren slechter af is dan wie inkomsten haalt uit kapitaal of vermogen. Er is niet het geringste bewijs dat die stelling kan onderuit halen. Alle macroanalyses duiden trouwens aan dat er sinds jaren een verschuiving aan de gang is waarbij de inkomsten uit arbeid lager liggen dan die uit kapitaal of vermogen.

Het zou dan toch de politieke en sociaaleconomische logica zelve moeten zijn dat echt alles, maar dan ook alles, in het werk wordt gesteld om die trend te keren? Je moet dus de lasten op arbeid verminderen en de fiscale druk op kapitaal en vermogen verhogen. Om dat te bereiken zijn geen maatregeltjes in de marge nodig maar heuse Maatregelen.

Schuldig verzuim

Europa blijkt het toverwoord om alles bij het oude te laten. Met Europa als alibi wordt er sociale afbraak en dumping georganiseerd. Nationaal worden geen fiscale ingrepen gedaan ‘omdat dat alleen maar zin heeft op Europees niveau’. Zo laten onze politieke bestuurders de onrechtvaardige fiscale verhoudingen ongemoeid. Dat is regelrecht schuldig verzuim.

Ook de huidige federale regering volhardt in de boosheid. De minister van Financiën, Steven Vanackere, verklaarde onlangs dat de regering helemaal niet werkt aan een vermogensbelasting en een vermogenskadaster. Mensen met veel kapitaal en grote vermogens kunnen op beide oren blijven slapen.

Tegelijkertijd roept iedereen wel dat arbeid veel te zwaar wordt belast. Waarbij wordt voorgehouden dat de werkgevers die belasting op arbeid betalen. Niets is minder waar. De fiscale heffing op inkomen op arbeid wordt betaald door de werknemer, de werkgever houdt die in als bedrijfsvoorheffing en stort het geld door naar de fiscus. Het is wel degelijk de werknemer die belasting op zijn arbeid betaalt.

De werkgevers betalen wel vennootschapsbelasting, in theorie 33,99 procent en in de praktijk elf procent. Slechts een fractie van de lasten op arbeid. Op kapitaal en vermogens wordt veel minder of geen belasting betaald. Daar zit het fundamenteel fout.

Voor de LBC-NVK en het ACV moet ons belastingstelsel ten gronde veranderen. De fiscaliteit moet rechtvaardiger worden. Een strijd die nog niet gewonnen is. Maar de aandacht voor deze gigantische onrechtvaardigheid is duidelijk aan het groeien. Inzet loont.

Ferre Wyckmans

Algemeen Secretaris LBC-NVK