maandag 29 augustus 2011

Rechtvaardige verdeling

De ‘club van Rome’, een groep van wetenschappers, publiceerde al in 1972 haar rapport ‘De grenzen aan de groei’. in de titel van het rapport stond zelfs geen vraagteken. De tekst leidde tot nogal wat ophef, hij werd bejubeld én verguisd. Niet alle vaststellingen
of voorstellen uit het rapport blijven 40 jaar later overeind. Maar het docu¬ment bracht wel veel nuances aan in de discussie over ongebreidelde groei. Af en toe zette de technologische evolu-tie de pessimisten een hak. De ecolo-gische gevaren en beperkingen tem-perden de roekelozen enigszins.
Anno 2011 wordt er, ook in niet-progressieve krin-gen, gesproken over het einde van de welvaarts¬groei. In 2008 was er de financiële crisis die de banken rake klappen toediende. De banken kon¬den alleen maar overeind krabbelen dankzij de inbreng van gigantisch veel overheidsmiddelen. De financiële crisis werd al snel gevolgd door een wereldwijde economische crisis, waarbij onder¬nemingen en burgers een flinke economische dip meemaakten.


Nu is er sprake van een schuldencrisis waarbij zogenaamde ratingbureaus de kredietwaardigheid van overheden en landen beoordelen. Een plusje of minnetje meer op een beoordelingsschaal kel¬dert een hele natie. Het daarop volgende herstel zal ‘forse inspanningen’ van de burgers vergen, zo luidt ongeveer de algemene opvatting. We zul¬len het dus met zijn allen met wat minder moe¬ten doen. Maar met ‘wat’ minder? Met minder groei? Of met minder dan we voordien hadden? En wat betekent ‘met zijn allen’? Toch maar even kijken welke lessen te trekken vallen uit vroegere ervaringen.

Bijsturen

Economische groei staat niet gelijk met meer wel¬vaart voor iedereen. Als de economie groeit, kan de welvaart pas toenemen als ook het vraagstuk
van de verdeling wordt aangepakt. Een economie op zich heeft weinig uitstaans met rechtvaardig¬heid. Net zomin als economische groei per defini¬tie rechtvaardig is. Haast integendeel, ‘de rijken’ – om ze zo maar even te noemen – staan vooraan als het erom gaat de vruchten te plukken van de groei. Daarom zijn er altijd maatregelen nodig om de herverdeling bij te sturen.
Hetzelfde zie je als het wat minder gaat. De baten blijven vaak bovenaan hangen en sijpelen maar mondjesmaat naar beneden. Terwijl de lasten snel hun weg vinden naar de onderste lagen van de samenleving.
De huidige schuldencrisis vergt ‘inspanningen van iedereen’, klinkt het. Het wordt dus opletten om ervoor te zorgen dat die inspanningen niet alleen of in de eerste plaats moeten worden gele¬verd door wie economisch zwakker staat.

Zwakkeren

Besparen op onderwijs, sociale voorzieningen en publieke dienstverlening komt bij economisch zwakkeren harder aan dan bij anderen. De soci¬ale zekerheid inkrimpen en zo de sociale bescher¬ming verkleinen treft vooral de minst beschermde werknemers en de sociale uitkeringstrekkers. En de lonen minder laten groeien komt er vaak op neer dat de aandeelhouders er beter van worden. Werklozen streng bestraffen om te besparen op werkloosheidsuitkeringen treft de slachtoffers en niet diegenen die de crisis veroorzaakten. Juist in tijden van besparingen is het belangrijk om de fameuze ‘inspanningen van iedereen’ correct en rechtvaardig te organiseren.
Om tal van redenen is het noodzakelijk dat de regeringsonderhandelingen uiteindelijk datgene opleveren waarvoor ze bedoeld zijn: een regering. Meer dan ooit is het programma van zo’n nieuwe regering van ontzettend groot belang. De vak¬bond zal zo’n regeerprogramma beoordelen van¬uit een streven naar rechtvaardigheid.
De overheid middelen doen behouden en verwer¬ven om haar opdrachten te kunnen waarmaken is héél wat anders dan de botte slogan ‘Minder amb¬tenaren en minder overheid’. Zoals altijd moet je keuzes maken als je de overheidsfinanciën wil saneren. Keuzes zijn nooit neutraal. Geven we de voorkeur aan ‘The winner takes it all’ of kiezen we voor het liedje ‘Eerlijk zullen we alles delen’?

Ferre Wyckmans

vrijdag 19 augustus 2011

Loonnormwet en selectieve verontwaardiging

De Federale Overheidsdienst (FOD) Arbeid weigert de goedkeuring van twee, in paritaire comités gesloten, CAO’s die een hogere loonstijging voorzien dan volgens de wet op de loonnorm zou mogen. Voor alle duidelijkheid: in 2011 kan er wettelijk geen loonsverhoging worden toegekend en in 2012 mag de loonsverhoging maximaal 0,3 % bedragen. Dat laatste is eigenlijk ook haast gelijk te stellen met ‘geen loonsverhoging’. Letterlijk is dus elke loonsverhoging in 2011 zogenaamd strafbaar. Want wetten zijn er om nageleefd te worden en wie zich daar niet aan houdt loopt een risico op sanctionering. Het was N-VA-kamerlid Zuhal Demir die de kat de bel aanbond. Volgens deze politica dient de (Belgische) wet te worden gerespecteerd en het is de Minister van Werk die daar in dit geval moet voor zorgen. De Minister volgt haar administratie, weigert de beide CAO’s goed te keuren. Wat gebeurt er indien die CAO’s, wat overeenkomsten zijn tussen werkgevers en vakbonden, toch worden uitgevoerd? Volgens de ijverige wetsbewaakster van de N-VA moet er dan een sanctie worden uitgesproken. Maar wie moet er dan gesanctioneerd worden? De werkgever omdat hij meer uitbetaalt dan wettelijk zou mogen? De werknemer omdat hij meer ontvangt dan hij of zij eigenlijk zou mogen? Op die concrete vragen wordt het al flink lastig om een antwoord te krijgen. Is de N-VA erop uit om werkgevers te sanctioneren? Laat ik daar meer dan enige twijfel over hebben. Wat wil men eigenlijk? Men wil dat werknemers geen loonsverhoging krijgen. Dat is de heel duidelijke keuze. En om dat te bekomen eist men de strikte toepassing van de loonnormwet. De dreiging om werkgevers te laten veroordelen of te sanctioneren bij deze ‘wetsovertreding’ dient dus enkel en alleen om werknemers geen loonsverhoging toe te kennen. Ieder zijn sociaaleconomische prioriteit. De loonnormwet en zijn heel concrete toepassing op dit moment om loonsverhogingen, zelfs bij CAO, te verbieden is een aanfluiting van het principe van het vrije loonoverleg. België is in de regel een goede leerling waar het het respecteren van de regels van de Internationale Arbeidsorganisatie betreft. Maar de loonnormwet van 1996 is naar de letter en de geest een aanfluiting van meer dan IAO-regel.
Zou het kunnen dat er hier met twee maten en nog meerdere gewichten wordt gemeten? Alle CAO-bepalingen, zeker als ze algemeen verbindend zijn verklaard, hebben “kracht van wet”. Ze moeten dus worden gerespecteerd. Laat nu uitgerekend het niet respecteren van heel veel CAO-afspraken, ook inzake lonen, door onnoemelijk veel werkgevers gebeuren. We zeggen niet door alle werkgevers, maar we stellen ook niet zomaar wat. Jaarlijks bekomen we via arbeidsrechtbanken uitspraken omtrent niet correct betaald loon, eindejaarspremie of vakantiegeld. Zeer veel ingediende rechtszaken tezamen geven aanleiding tot veroordelingen van werkgevers om CAO’s (of wetten) te respecteren en dus o.a. de correcte lonen uit te betalen. Het gaat over opgeteld ontzettend grote bedragen die blijkbaar te weinig worden betaald. Tot op heden hebben we daar geen N-VA-kamerlid enige interventie weten over doen. Geen parlementaire vraag werd richting welke Minister dan ook gesteld. Teveel aan loon is een groter probleem dan te weinig loon. Qua rangorde in aan te pakken dossiers kan dat tellen. Het heeft in ieder geval het voordeel van de duidelijkheid. Werknemersrechten komen in dit discours na de grotere economische belangen van sommigen.
Tot slot nog een bijkomende bron van verontwaardiging. De loonnormwet van 26 juli 1996 voorziet (artikel 14) dat er maatregelen (kunnen) genomen worden om tot “een gelijkwaardige matiging van de inkomens van de zelfstandigen.. evenals.. voor de inkomens van de vrije beroepen, de dividenden, de tantièmes,…de andere inkomens” te komen. Hebben we wat gemist omtrent de uitvoering en het afdwingen van deze maatregelen? Ja, de allereerste stap van enige maatregel in die richting.

Ferre Wyckmans
Algemeen Secretaris LBC-NVK