maandag 29 april 2013

Werknemers zijn eeuwig kind van de rekening


Het dossier arbeiders-bedienden blijft onze aandacht opslorpen. In een bijdrage verder in deze editie van Ons Recht stellen we nog eens klip en klaar waar het ons op staat. Een oplossing is noodzakelijk én mogelijk, maar niet als ook dit dossier weer eens wordt gebruikt om sociale achteruitgang te organiseren, met Europa en de concurrentiepositie als eeuwigdurend alibi.

Dat andere alibi, om werknemers in de voortgang van hun lonen te temperen, is het excuus van de ‘te hoge loonkosten’. “De lasten op arbeid zijn te hoog”, wij zeggen het, ook de werkgevers zeggen het aan eenieder die het horen wil. Alleen vertrekken wij van een andere vaststelling en trekken we er dus noodzakelijkerwijze ook andere conclusies uit. Want laten we toch nog even onderstrepen dat het de werknemers zijn die op hun loon (personen)belasting betalen. De werkgevers betalen op arbeid géén belasting. Wat zij doen is onze belastingen inhouden en die doorstorten aan de fiscus. Het zijn dus niet de werkgevers die moeten klagen over te hoge lasten op onze arbeid. Alleen de werknemers kunnen met recht en rede daarover klagen.

Bijna-loterij

Als de belasting op arbeid zo zwaar weegt is dat omdat de werknemers wél belastingen betalen en andere inkomensgroepen dat veel minder of zelfs niet doen. Dat gebeurt omdat ze een lager belastingtarief kennen of omdat ze via aftrekposten allerhande creatief met hun belastingen kunnen ‘spelen’. Het gevolg van deze bijna-loterij is dat de werknemers tegen ongenadig hoge belastingtarieven blijven worden getaxeerd, iemand betaalt immers de factuur.

En omdat ook op politiek niveau wordt geoordeeld dat de lasten op arbeid niet kunnen worden verhoogd, worden dan maar de lonen zelf geblokkeerd. Het zijn dus opnieuw de werknemers die daar de gevolgen van dragen.

Als er dan al maatregelen worden genomen om de ‘loonlasten’ te verlagen, krijgen werkgevers ‘loonlastenverlagingen’. Dat zijn steevast lagere bijdragen aan de sociale zekerheid. Ook hiervan is het absoluut zekere gevolg dat er aan de inkomsten van die sociale zekerheid wordt gemorreld. Met het daarop voorspelbare besluit dat de uitkeringen moeten zakken. Opnieuw dus de werknemers en sociaal verzekerden die dit aan de lijve ondervinden.

Spiraal

Het is schrikbarend hoe verdacht diabolisch het probleem van de hoge werknemersbelastingen telkens weer wordt ‘opgelost’. Een onophoudelijke spiraal van verschuivingen van zogenaamde bedrijfslasten naar de werknemers en de sociaal verzekerden.

Nochtans is een werkelijke verlaging van de lasten op arbeid mogelijk. Als vermogens en vennootschappen onder allerlei constructies blijvend via de grote poort worden uitgenodigd om almaar minder belasting te betalen, dan volgt onvermijdelijk het doorschuiven van de belastingfactuur naar de werknemers. Een vaststelling die we moeten blijven maken.

Op 31 mei maken we, samen met andere organisaties die deel uitmaken van het Financieel Actienetwerk (FAN), duidelijk hoe scheef de verhoudingen liggen als het gaat over bijdragen aan een sociaal en fiscaal rechtvaardige maatschappij. De stelling dat ‘alleen gewone mensen belastingen betalen’ wordt eigenlijk met de dag meer bewaarheid.

Het mag worden gezegd, de huidige staatssecretaris voor Fraudebestrijding John Crombez geeft blijk van de wil om zijn tanden in een rechtvaardiger fiscaal systeem te willen zetten. Het woord vermogensbelasting komt nog niet in zijn vocabularium voort, maar fiscale constructies bestrijden kreeg hij toch al op de federale agenda. Schuchtere en andere stappen geven enige hoop.

Op Europees niveau horen we dat er strijd tegen de fiscale fraude zal worden gevoerd. Enige terughoudende voorzichtigheid over dat Europese verhaal houden we toch nog achter de hand. Het zal nog moeten blijken of de mooie bedoelingen ook in echte maatregelen worden omgezet. Want veel van wat er Europees wordt gepresenteerd lijkt juist de andere kant uit te gaan. Een niet al te overmatig optimisme is de tol die het Europees beleid over zichzelf uitriep. Maar we willen wat graag positief worden verrast.

Ferre Wyckmans
Algemeen Secretaris LBC-NVK

vrijdag 5 april 2013

Debat arbeiders-bedienden: nog geen nieuwe lente

Het dossier arbeiders-bedienden heeft een juridische voorgeschiedenis zonder voorgaande. In 1993 vond het toenmalige Arbitragehof dat de verschillen tussen arbeiders en bedienden nog hooguit historisch te verantwoorden waren en dat de toekomst dringend anders moest worden geschreven. Twintig jaar later is er niet veel te merken van een fundamentele bijsturing die de verschillen kleiner maakte.

Een paar grondwetsaanpassingen later oordeelde het Grondwettelijk Hof dat er sprake was van regelrechte discriminatie. De kwestie kwam herhaaldelijk aan bod op interprofessionele onderhandelingen, in werkgroepen, op studiedagen, in nota’s van vakbonden en werkgevers en in allerlei rapporten. Maar we staan nog geen stap verder.
Recent hoopten de regeringspartijen, de vakbonden en de werkgevers een oplossing te vinden via de fameuze ‘Groep van 15’. Maar dat vehikel struikelde al na drie vergaderingen. Echt verwonderlijk is dat niet.
De werkgeversorganisatie VBO, die altijd iedereen de les spelt over ‘verantwoordelijkheid’, wil alleen iets ‘regelen’ rond de opzeg en de carenzdag. Hun voorstel rond de opzegtermijnen is zo intens minimalistisch dat het eerder lijkt op een provocatie dan op een ernstige oplossing. De discriminatie op het vlak van de carenzdag wil het VBO ‘wegwerken’ door zo’n dag ook voor bedienden in te voeren. Veel gortiger krijg je het niet meer gepresteerd.


‘Economisch onhaalbaar’

Van de regering, meer bepaald van de drie DC’s (De Croo, De Crem en De Coninck), kwamen nog voor de gesprekken begonnen geen geruststellende signalen. De statuten naar boven harmoniseren zou ‘economisch onhaalbaar’ zijn en zou, conform de visie van het VBO, ons industrieel weefsel kapot maken. Alsof dat momenteel al niet gebeurt zonder redelijke opzegtermijnen voor de arbeiders. En de visie op werkloosheid versie Monica DC is ondertussen ook bekend: ‘activeren’ à volonté, alsof werkloosheid de schuld van de werkloze is. Overigens is er ook tot op heden geen ‘regeringsstandpunt’, over geen enkel van de deeldossiers.


Het ACV houdt vast aan zijn zevenpuntenplan (zie www.beterstatuut.be). Maar de ACV-raad oordeelde op 26 maart dat een standpunt hebben en zich daaraan houden nog geen garantie is om het ook gerealiseerd te zien. De uitspraken van werkgevers en ministers leiden tot de nodige ongerustheid. Actievoeren is noodzakelijk.
Vanaf 17 april zullen we massaal onze standpunten toelichten in ondernemingen en instellingen en op plaatsen waar arbeiders en bedienden aan de slag zijn.
We hebben een gefundeerd en realistisch programma. Over onze standpunten consulteerden we jaren geleden al. Die verloren niets aan actualiteitswaarde. Een betere bescherming en een beter statuut voor alle werknemers, voor minder doen we het niet. Harmoniseren doe je naar boven, discriminaties wegwerken doe je door slechte regels weg te werken.


Regering aan zet

We laten ook de politieke verantwoordelijken niet met rust. De regeringspartijen om te beginnen: zij hebben zichzelf aan zet geplaatst, zij zijn diegenen die onze eisen dus moeten kennen. Dat geldt ook voor de werkgevers: in de paritaire comités zullen we de ACV-eisen nog eens klip-en-klaar toelichten, zowel de inhoud als onze motivatie. 

De vakbond wil een eenheidsstatuut, maar zonder dat de verbeteringen voor de arbeiders worden ‘betaald’ door de bedienden en omgekeerd. De carenzdag veralgemenen wil niemand, de vakbond wil die schande weg. Een gelijkaardige vakantiegeldregeling moet ons doel blijven. En rond het gewaarborgd maandloon en een betere bescherming weten we perfect wat we als ACV willen.
Op het vlak van economische werkloosheid moeten we echt richting een betere overlegprocedure en een inkomensgarantie. Nieuwe opzegregelingen voor arbeiders en bedienden die onder het wettelijk minimum van de huidige gewone bedienden liggen zijn onaanvaardbaar. Zelfs als de ‘huidige bedienden’ hun opzegtermijnen zouden gegarandeerd krijgen, dreigt dan immers een nieuw ijkpunt dat binnen enkele jaren de veralgemeende norm zou moeten worden. Ook voor de arbeiders is dat referentiekader van het huidig wettelijk bediendeminimum de enige garantie op een veel betere opzegregeling.

Kortom we zitten in de meest cruciale fase: de politiek is aan zet. We zien dat niet zonder meer als een garantie.
Het betere statuut voor alle werknemers zullen we afdwingen. Als de voorstellen ontoereikend zijn is verdere actie, inclusief staken, wat ons rest.


Ferre Wyckmans

Algemeen Secretaris LBC-NVK