donderdag 31 oktober 2013

Vernieuwde aandacht voor sociale zekerheid

In diverse kranten verschenen de voorbije weken columns waarin werd nagedacht en gediscussieerd over de sociale zekerheid of aspecten ervan. Niet alles wat daaromtrent werd gedebiteerd verdient onze blinde appreciatie. Maar eindelijk zagen we nog eens een opeenstapeling van ideeën over het belang van de sociale zekerheid.

Die invalshoek dreigt wel eens te worden ondergesneeuwd wanneer de focus eenzijdig wordt gelegd op de financiële problemen van de sociale zekerheid. Maar al te vaak en gretig wordt het systeem geproblematiseerd om zo sterk in de verf te zetten dat het ‘niet meer betaalbaar is’ en dus moet worden gesaneerd.
Al jaren wordt het debat over de pensioenen vergiftigd met doemscenario’s in de overtreffende vorm. Bijvoorbeeld met de trilogie van langer werken, de nood om je extra te verzekeren via een tweede en derde pijler en doemscenario’s over een faillissement van het pensioenstelsel. Meer nog, er wordt ook een generatieoorlogje van gemaakt.

Verademing
Telkens weer kan je de vraag stellen of hier met oprechte bedoelingen wordt nagedacht over het behoud van onze sociale zekerheid, dan wel of het eigenlijk de bedoeling is het stelsel te ondergraven. Maar al te vaak komt het doemdenkersverhaal uit redelijk verdachte sociaal-economisch rechtse hoek. Daarom was het op zijn minst een verademing dat Groen pleitte voor een gegarandeerd voldoende hoog basispensioen voor iedereen. Zo’n voorstel biedt perspectief en verdient het om naast de eenzijdige afbouwscenario’s te worden gelegd.

Voor de ziekteverzekering duikt met grote regelmaat het voorstel op dat de eigen verantwoordelijkheid voor gezond leven de norm mag worden om uit te maken of iemands recht op gezondheidszorg gewaarborgd blijft. Leefde je ongezond? Probleem. Er komen ook variaties op dit thema. Zo blijkt er in Vlaanderen een grote meerderheid te zijn die de toegang tot (dure) gezondheidsvoorzieningen afhankelijk wil maken van het nog te verwachten aantal levensjaren. De notie van de ‘te verwachten levensjaren’ werd recent ook nog gehanteerd om te bepalen tot wanneer mensen zouden moeten blijven werken.


Stuk voor stuk zijn dit redeneringen die het basisprincipe van de solidariteit in de sociale zekerheid ondermijnen. Het recht op zorg, op pensioen, op kinderbijslag… wordt een zaak van verrekenen. De zogenaamde ‘return on investment’. Wat ik erin heb gestoken bepaalt wat ik er ook kan uithalen. Zo wordt de sociale zekerheid louter gereduceerd tot een georganiseerd individueel spaarsysteem. Je zal dan maar langer leven dan gemiddeld, ongezonder zijn dan gemiddeld of heel je leven in een minder betalende sector of onderneming hebben gewerkt.


Herverdelend effect

Is de discussie over de financiering van de sociale zekerheid daarmee afgedaan als niet belangrijk? Absoluut niet. Maar onze sociale zekerheid kan evenmin worden herleid tot louter iets wat geld kost. Niet het kostenplaatje voor het individu of de gemeenschap is de norm, wel - of minstens ‘ook’ – wat levert ons dit systeem op aan voordelen in vergelijking met andere stelsels. De sociale zekerheid heeft een solidaire en herverdelende dimensie, waarbij de sterksten in de breedste betekenis van het woord de zwaksten ondersteunen. Er is inderdaad ook een ‘verzekerings’-dimensie. Onze bijdrage, berekend op ons loon, is een verzekeringspremie maar met het enorme verschil dat die premie geen risicogebonden premie is. Iemand met een zwak gestel betaalt niet meer dan iemand die blaakt van gezondheid. Zodra die verzekeringslogica wordt bovengehaald zullen de zwaksten het gelag dubbel betalen. Hogere premies én minder uitkeringen dreigen hun lot te worden.


Ons stelsel van sociale zekerheid heeft enorm geholpen om inkomsten te herverdelen. Via een louter private redenering had je dat nooit kunnen realiseren. Dan zou immers een winstlogica van toepassing zijn die op geen enkele wijze te rijmen valt met de idee van universele – steeds en voor iedereen geldende – rechten tegen een betaalbare prijs.


Eigenaars en erfgenamen

Met belangstelling volgen we de debatten daarover. Ze zijn zoveel interessanter dan de te doorzichtige verhalen over financiële rampen. De sociale zekerheid, laten we dat vooral zelf nooit vergeten, is ontstaan uit de werknemersbewegingen. En de sociale zekerheid wordt voor veruit het grootste deel gefinancierd door bijdragen op ons loon. Wij zijn dus eigenaars en erfgenamen.


De visie op en het beheer van de sociale zekerheid komt in de eerste plaats toe aan de werknemers. Iets wat maar al te snel wordt vergeten of weggemoffeld, liefst onder financiële statistieken.


Ferre WyckmansAlgemeen Secretaris

woensdag 9 oktober 2013

Arbeiders-bedienden: rit is nog niet uitgereden

Het dossier arbeiders-bedienen kunnen we nu misschien nog niet ‘het dossier van de eeuw noemen’; er zijn nog 87 jaar te gaan. Maar het mag duidelijk zijn dat we het niet over een fait divers hebben.

We overdrijven niet als we stellen dat de LBC-NVK zich met alle kracht op dit dossier geworpen heeft, en dat al sinds 2001. Het was de moeite waard om er véél energie in te steken. We moeten vaststellen dat we niet alles realiseerden wat we beoogden. Het spijtige lot van veel van ons werk.
Mààr de waarheid heeft haar rechten: zonder de halsstarrige inzet van LBC-NVK zou wat er uiteindelijk uit de bus kwam immens veel slechter zijn geweest. In het septembernummer van Ons Recht maakten we kort de balans op. De LBC-NVK mag inderdaad trots zijn. En ja, we zijn onze leden en militanten dank verschuldigd voor de volgehouden ijver.

Ultieme actie

Met overtuiging voerden we op 20 september, samen met CNE, een ultieme actie om de regering en de werkgevers niet nog verder rechten te laten afbreken. Wij willen dat er wordt gekozen voor perspectief met vrijwaring van fundamentele rechten, onder meer op het vlak van sociaal overleg.


De reacties van werkgeversorganisaties rond het sociaal overleg, het vastklikken van verworven rechten en het ondergraven van de bescherming van werknemers, bedienden én arbeiders, bewezen dat extra actie nodig was. Nu ligt er dan uiteindelijk een wetsontwerp op de parlementaire tafel waarin een aantal door ons nog formeel geëiste garanties verzekerd is.
We denken aan de onwrikbaar vastgeklikte rechten voor bedienden van de opzegtermijnen waarop ze op 31 december 2013 recht blijven hebben bij ontslag. En er is de garantie dat deze verworven rechten nog zullen worden aangevuld op basis van de nieuwe ontslagregels. We verwijzen ook naar de mogelijkheid om in ondernemingen, al dan niet bij herstructureringen, cao’s te sluiten om een betere regeling te voorzien. Zo hoort het ook, wettelijke regels zijn in het sociaal recht minimumbepalingen, wie beter kan en wil mag daartoe niet worden gehinderd.
Het blijft veelbetekenend dat de werkgevers zulke ‘verbeteringen’ alleen willen toestaan in individuele dossiers. Veel liever dan algemene regels af te spreken met vakbonden beslissen ze zelf à la tête du client. En dan maar beweren dat de vakbonden het sociaal overleg onmogelijk maken.

Outplacement

Ook het recht op outplacement willen de werkgevers eigenlijk liever niet. Toch niet collectief of voor iedereen. Het liefst zouden ze die begeleiding willen voorbehouden aan een selectief clubje. De regeling die voorzien is zint ons niet wat de aanrekening op ontslagrechten betreft, maar ze wordt in ieder geval een breder recht dan de werkgevers op het oog hadden. En ook de bestaande rechten voor 45-plussers blijven overeind. De eis van de werkgevers om toch een algemene proefperiode ingevoerd te zien met erg korte opzegtermijn is door de minister terecht niet opgenomen.

Er is een erg zware smet die door het wetsontwerp niet is weggewerkt en die wellicht tot  nieuwe juridische problemen zal leiden: de wettelijke verankering van een ongunstiger regeling voor arbeiders uit de bouw, of zelfs wat breder. Die regeling houdt de kiem in van een nieuwe procedure voor het Grondwettelijk Hof rond discriminaties in opzegrechten.

Ofwel zal blijken dat er een discriminatie blijft tussen arbeiders en bedienden in dezelfde bedrijven, met de onzekerheid welke conclusie daar dan uit zal worden getrokken. Maar het is vooral zonneklaar dat opnieuw een discriminatie wordt bestendigd tussen werknemers tout court. Arbeiders uit bijna alle sectoren gaan erop vooruit wat ontslagrechten betreft, flinke groepen van arbeiders in activiteiten rond de bouw worden blijvend benadeeld. Op dit punt liet de minister de oren te veel hangen naar de werkgevers van de bouwsector. Ze had de politieke moed moeten tonen om dit meteen op te lossen.
In Ons Recht van september las u al uitgebreid over andere mankementen in het 5 juli-regeringscompromis. Die zijn in het wetsontwerp niet allemaal weggewerkt. En laten we vooral niet vergeten dat er nog een flinke brok niet behandelde andere verschillen zijn tussen bedienden en arbeiders. Denken we maar aan de vakantiewetgeving. Zoals in het verleden zullen we die dossiers onder de aandacht blijven brengen. Het werk is verre van af. De LBC-NVK blijft in dit dossier uiteraard actief.

Ferre Wyckmans
Algemeen Secretaris