vrijdag 17 december 2010

Belgische versie ‘Chapter 11’ heeft hoge prijs

De nieuwe gerechtelijke reorganisatieprocedure oogstte dit jaar al diverse keren veel lof in de media. Anders dan haar voorganger wordt deze procedure wél massaal gebruikt. Tot grote tevredenheid van de werkgeversorganisaties. De populariteit van de procedure bij haar gebruikers mag niet te snel doen veronderstellen dat ze alleen maar positieve kanten heeft. Het succes van de sociale verzorgingsstaat ga je toch ook niet alleen maar afmeten aan het aantal uitkeringstrekkers?

De gerechtelijke reorganisatieprocedure is bedoeld om bedrijven in slechte financiële papieren opnieuw wat zuurstof toe te dienen. Dat doel wordt bereikt door zowat alle stakeholders, met uitzondering van de noodlijdende ondernemer, een prijs te laten betalen. Geen wonder dat niet iedereen blij is om te mogen meewerken aan het herstel van het zieltogende bedrijf.

Een opvallende vaststelling is dat vooral kleinere schuldeisers in de praktijk de dupe zijn. Vooral in de arbeidsverhoudingen leidt dit onderhand tot aberraties zonder weerga. Ontslagen werknemers die hun opzegvergoeding in het reorganisatieplan beperkt zien tot 15 procent, uit te betalen over een periode van vier jaar. Overdrachten van bedrijven waarbij de rechten van het personeel worden teruggeschroefd tot een fractie van het origineel. Ondernemingen die de gerechtelijke reorganisatie gebruiken om gedurende lange tijd en wettelijk – want gedekt door de rechter – diep onder de sectorale loonminima te duiken. En sectorfondsen die gedwongen zijn aanvullende pensioenen te betalen waarvoor als gevolg van een reorganisatieplan jarenlang geen bijdragen werden betaald.

Reddingskansen

De kansen om het noodlijdende bedrijf te redden blijven bovendien redelijk bescheiden. Zo publiceerde de handelsrechtbank van Dendermonde op haar website een overzicht van de dossiers gerechtelijke reorganisatie die daar ingeleid werden. Van de 28 bedrijven die er in 2009 een dossier inleidden, waren er medio 2010 al 19 failliet. Bijna 70 procent dus. Een betere score dan in de tijd van het oude gerechtelijke akkoord. Maar nog altijd niet echt spectaculair.

Deze situatie verontrust de vakbonden. Het zou de werkgeversorganisaties sieren als zij zich ook zorgen zouden maken. Tenslotte zijn het hun (bonafide) leden die mee het gelag betalen voor bedrijven in gerechtelijke reorganisatie. Zij krijgen te maken met concurrentievervalsing. En ze betalen ook mee via allerlei solidariteitsmechanismen (kwijtschelding van schulden, sectorale pensioenfondsen, sluitingsfonds).

De bewindslieden zouden er goed aan doen zich niet langer verkrampt op te stellen. Vroeg of laat dreigt de overheid te worden geconfronteerd met aanzienlijke schadeclaims. De arbeidsrechtelijke kanten van de gerechtelijke reorganisatie staan op tal van punten immers op gespannen voet met de Europese Overnamerichtlijn en met fundamentele mensenrechten.

Door hun laksheid houden de politieke verantwoordelijken ook een systeem in stand met torenhoge maatschappelijke kosten. Loont het wel de moeite om ondernemerschap te stimuleren op deze manier? Dat is de vraag waarover we grondig zouden moeten nadenken.

Peter Tierens

Juridisch adviseur bij de vakbond LBC-NVK

Geen opmerkingen:

Een reactie posten